Naar de Oost
Bron / Auteur: klaas koeman
Naar de Oost
Ze moeten elkaar op de kades verdrongen hebben, de
Enkhuizers in de jaren rond 1600. Niet als er een schip uit
Engeland, Scandinavië of Frankrijk kwam. Die routes, die verhalen
waren wel bekend. Maar als iemand uit Afrika, Amerika en vooral het
verre Indië kwam kon hij rekenen op veel
belangstelling.
Twee Enkhuizers konden er vanaf het begin over mee praten. Dirck
Gerritsz. Pomp en Jan Huygen van Linschoten voeren al in de jaren
tachtig van de zestiende eeuw in Azië rond. Beide in dienst van
Portugezen. In Goa sloten ze vriendschap. Dirck Gerritsz. Pomp, hij
kreeg de bijnaam Dirck China, was het verst geweest. Hij was de
eerste Nederlander die China en Japan bezocht had. Beide verbazen
ze zich over de merkwaardigheden in de verre landen, de olifanten
en de eenhoorns, de weduweverbrandingen (een probaat middel tegen
polygamie vinden ze) en over het eiland Ceylon waarvan men zegt dat
daar het paradijs geweest is, zo vruchtbaar en mooi is dat land. Ze
hebben het over ‘indianen’ die niets eten van wat ooit geleefd
heeft en alleen van planten leven. Nauwkeurig ook onthouden ze de
gebieden waar de peper, de nootmuskaat en de kruidnagelen vandaan
komen. Maar ook weten ze waar veel diamanten en robijnen gevonden
worden.
Van Linschoten hield zijn ouders in een aantal brieven op de hoogte
van zijn avonturen. In die brieven haalt hij regelmatig Dirck China
aan. De Enkhuizer Waghenaer kreeg die brieven ook te lezen. Via
zijn boek ‘De Thresoor der Zeevaert’ uit 1592 kon het nieuwsgierige
Nederlandse publiek kennis nemen van die vreemde Aziatische wereld.
Zijn boek werd dan ook een bestseller.
Waghenaer was zelf stuurman geweest. De nautische kennis die
schippers en stuurlieden hadden werd voor het grootste gedeelte
mondeling doorgegeven. Je kennis en je kaarten zomaar aan het grote
publiek prijsgeven betekende je beroepsgeheimen aan je concurrent
verklappen. Waghenaer maakte daar een einde aan. Zijn boeken zijn
een bijna wetenschappelijke handleiding voor de zeeman.
Van Linschoten kwam in 1592 weer in Enkhuizen aan, hij was bijna 13
jaar weg geweest. In 1596 verscheen zijn uitgebreide reisverslag:
het Itinerario. Het werd stukgelezen. De Nederlandse kooplieden
hadden een prima handleiding gekregen voor de scheepvaart in Azië.
Stonden Waghenaer, Van Linschoten en Dirck China aan de wieg van de
VOC, Jacob Mossel was actief toen de VOC een volwassen organisatie
was.
Jacob Mossel maakte een bijzondere carrière. In 1720 vertrok hij op
zestienjarige leeftijd als lichtmatroos aan boord van het VOC schip
‘De Haringthuin’ naar Indië. Dertig jaar later was hij
Gouverneur-Generaal in Batavia. Er zijn weinigen geweest die hem
dat nagedaan hebben. Hij kreeg als Gouverneur-Generaal te maken met
een tweetal problemen die symptomatisch waren voor de VOC in de
achttiende eeuw.
Een groot financieel probleem was de mors- of sluikhandel. Het VOC
personeel begon vaak een handeltje voor zichzelf, daarmee
beconcurreerden ze hun eigen Compagnie. De voorganger en
beschermheer van Mossel, Gouverneur-Generaal van Imhoff, had
voorgesteld die sluikhandel toe te laten. De VOC moest zich
beperken tot de handel in een aantal winstgevende producten zoals
peper.
Zo richtte hij in 1745 de ‘Societeijt tot den Handel in Amphioen
(opium)’ op.
De VOC verkocht in het vervolg de opium uit India voor een vaste
prijs aan deze maatschappij, die de opium op haar beurt veilde in
Batavia. De bedoeling was dat de opiumsmokkelende hoge VOC
ambtenaren aandelen in deze maatschappij kochten en dus zouden
stoppen met de illegale handel. De opiumhandel was niet
onbelangrijk voor de VOC, in sommige jaren zorgde het voor 15% van
de totale omzet.
De Heren XVII bekeken de plannen van Van Imhoff dan ook met de
nodige argwaan. Mossel zette dit beleid van Van Imhoff voort. Zelf
had hij overigens een fors aandelenpakket in de uiterst
winstgevende ‘ Amphioensocieteijt’. Mossel heeft ook geprobeerd
meer grip op de verschillende handelsposten in Azië te krijgen door
ze een inzichtelijker boekhouding te laten voeren.
Het tweede probleem was de toenemende concurrentie van de Engelsen.
In 1759 stuurde Jacob Mossel zelfs een leger naar Bengalen om met
geweld een einde te maken aan de Engelse invloed daar. Het werd een
fiasco.
Een nog groter fiasco werd het avontuur in de Perzische Golf. Door
de toenemende onrust in dit gebied wilden de Heren XVII de
handelsposten rond de Perzische Golf opheffen. Mossel liet zich
ompraten door de Duitser Von Kniphausen en begon toch nog een
handelspost op een eilandje. Ze waren zelfs van plan er een fort op
te bouwen, de naam hadden ze al: Mosselstein. De Heren XVII werden
wijselijk niet geïnformeerd over deze activiteiten. Het werd een
jammerlijke mislukking. Het hele eiland werd zelfs
geplunderd.
Toch geldt Jacob Mossel als een sterk bestuurder, hij was bereid de
problemen van de VOC onder ogen te zien en hij probeerde ze aan te
pakken. Nergens wordt onvermeld gelaten dat hij uit christelijke
motieven het initiatief nam de Bijbel in het Maleis te vertalen.
Maar het feit dat hij zonder een stuiver op zak uit Enkhuizen
vertrok en in 1761 als multimiljonair in zijn riante villa
Weltevreden in Batavia overleed, ontgaat ook niemand.
Afbeelding 1: De VOC schepen voeren uit de verschillende
havensteden naar de rede van Tessel. Daar werden de laatste
voorraden, vooral zoet water, aan boord genomen en kwamen de
laatste bemanningsleden aan boord.
Zo’n vloot VOC schepen voer twee, later drie, maal per jaar
uit.
Afgebeeld is ook het Itinerario uit 1596 van
Jan Huygen van Linschoten.
Afbeelding 2: Frontispice van ‘Itinerario, Voyagie ofte
Schipvaert’, van Jan Huygen van Linschoten naer Oost ofte
Portugaels Indien