Herbergen - Gezicht op ‘t Suud
Bron / Auteur: klaas koeman
Herbergen - Gezicht op ‘t Suud
Dit schiereiland is het restant van de middeleeuwse
Lorredraaiershaven. Op de plaats van de villaatjes stond tot in de
jaren ‘50 van de twintigste eeuw de Stadsherberg.
Kroegbazen hadden in de zeventiende eeuw een veel bredere functie
dan tegenwoordig. Niet alleen waren ze getuigen in allerlei
processen en notariële verklaringen, maar ze werden ook geacht aan
buitenlandse handelaren informatie te geven over de poorters en
vooral over hun kredietwaardigheid, en uiteraard andersom. Vaak
waren de herbergiers makelaars tussen buitenlandse handelaren en
lokale kooplieden. Herbergiers zorgden er dan ook voor dat kopers
en verkopers niet onder één dak verbleven: ze zouden de
makelaarsprovisie kunnen mislopen. Wanneer een buitenlandse
handelaar de stad weer verlaten had, kon de herbergier voor zijn
schulden borg staan of rekeningen voor hem innen.
Een goed voorbeeld was de oorspronkelijk Deense familie Tatinghof.
Frederik Dirks Tatinghof werd in 1596 burger van Enkhuizen. Hij
werd marktmeester van de nieuwe ossenmarkt, maar hij werd ook waard
van de herberg ‘De Rode Leeuw aan de Palmtak’. Na zijn overlijden
namen zijn weduwe en zijn zoon Pieter de activiteiten van Frederik
over.
Hun handtekeningen staan onder allerlei bevrachtingscontracten,
borgstellingen en getuigenissen die te maken hadden met Deense en
Hollandse ossenhandelaren. Ze raakten zelfs in een rechtstreeks
conflict met het stadsbestuur over de stichting van een Lutherse
kerk voor ‘hun’ Denen.
Een aantal logementhouders in de buurt van de Stadsherberg hielden
er in de achttiende eeuw een aparte vorm van nevenactiviteiten op
na: het zogenaamde ceel- of zielsverkopen. Een herbergierster (vaak
waren het vrouwen) investeerde in een VOC zeeman. Hij kreeg een
uitrusting en kon of moest in de herberg verblijven totdat er een
VOC schip vertrok. In ruil daarvoor kreeg de herbergierster een
schuldbekentenis van de man, opgesteld door de VOC boekhouder of
een notaris. Op het moment dat de zeeman voldoende saldo op zijn
salarisrekening bij de VOC had, kon de schuld op het VOC kantoor
vereffend worden.
De schuldbekentenissen werden als een soort obligaties
verhandeld.
Berucht waren de taferelen als er inderdaad een schip door de VOC
uitgereed werd. Er waren nogal wat zeelieden die, als het puntje
bij het paaltje kwam, toch maar afzagen van de zeereis: de
waardinnen hadden dan of zelf een mes of knuppel klaar liggen of
hadden wat hulp ‘geregeld’.
Deze logementhoudsters (op ‘t Suud alleen al waren er rond 1700 een
stuk of vijf) waren van een ander kaliber dan de deftige familie
Tatinghof van de Ossenmarkt. Zo was er een Catharina Mulder, die
onder de littekens zat. Zij terroriseerde samen met haar man
Frederik Lappenburg, hij hield orde in het logement met twee
geladen pistolen, niet alleen de arme zeelieden maar ook de hele
buurt. Haar zuster en haar eenogige dienstmeid hielpen daarbij. Het
liep met Catharina Mulder, oftewel Noorse Catrij, financieel niet
goed af. Uiteindelijk ging haar echtgenoot Frederik in 1708 zelf
maar als zeeman naar de Oost.
De Stadsherberg is in 1598 gebouwd. Buiten de poorten, zodat je ook
nog logies kon krijgen als ‘s nachts de poorten gesloten waren. De
gelagkamer van deze herberg had een hoge vloer, zodat men vanuit
zijn stoel goed zicht had op de haven. Ondanks protesten van onder
andere Oud Enkhuizen en Heemschut is het gebouw in de vijftiger
jaren van de twintigste eeuw gesloopt.
Afbeelding 1: De hier afgebeelde tekening van Van der Velde
geeft een ‘artist impression’ van de Engelse Toren en het Suud.
Voor veel zeelieden zal dit hun laatste blik op Enkhuizen geweest
zijn. De plek waar de tekenaar ‘stond’, is bijna de zandbank het
Kerkhoff (zie de kaart). Daar woonden de eerste Enkhuizers voordat
ze verhuisden naar een drogere plek achter de Westfriese
Omringdijk. De VOC heeft volgens deze kwitantie kostgeld betaald
voor drie soldaten die op ‘De Batavia’ dienst zouden doen. Door het
‘schielijk lopen’ van het schip moesten de soldaten aan de wal
blijven.
Afbeelding 2: Pagina uit een van de boeken van de boekhouders van
de VOC kamer Enkhuizen, verzameling Algemeen Rijksarchief, Den
Haag